Personeel
Goed werkgeverschap in een aantrekkelijke sector
Het primair onderwijs kampt met een hardnekkig personeelstekort, vooral onder leerkrachten en schoolleiders. Om deze tekorten te verminderen, wordt er ingezet op flexibele opleidingsroutes, zoals zijinstroom, en wordt regionale samenwerking versterkt. Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de personeelsontwikkelingen, de balans tussen onderwijstaken en ondersteunende functies, en de manieren waarop de sector kan inspelen op de veranderende onderwijsbehoeften.
Wie werken er in het primair onderwijs?
In het primair onderwijs werken meer dan 190.000 mensen (ruim 135.000 fulltime-equivalenten (fte)). Het overgrote deel van hen werkt in het reguliere basisonderwijs.
Tussen 2019 en 2023 nam het aantal fte toe met 7.600. Relatief is de stijging in het (voortgezet) speciaal onderwijs het grootst (12% ten opzichte van 6% gemiddeld).
Groei ondersteunend personeel, maar aantal leraren daalt
Het aantal leraren in het primair onderwijs lag van 2019 tot en met 2022 tussen de 93.000 en 94.000 fte. In 2023 is dit gedaald tot onder de 91.500 fte. Het aantal direct onderwijsondersteunend personeel (OOP) nam juist toe, terwijl de groei van indirect OOP minder sterk was. Deze toename omvat vooral onderwijsassistenten en lerarenondersteuners. De grootste groei is te zien in het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Het aantal fte bij OOP steeg de afgelopen jaren in het primair onderwijs met ongeveer 2.000 fte per jaar. Door het takenpakket van OOP te diversifiëren en het onderwijs slimmer te organiseren, kunnen scholen beter inspelen op veranderende behoeften zonder extra druk op leraren te leggen.
Jonger personeel en meer leraren met pensioen
Het personeelsbestand in het po verjongt. Er zijn twee ontwikkelingen zichtbaar: er vertrekken veel oudere medewerkers en er komen veel jongere medewerkers bij. Het percentage medewerkers jonger dan 55 jaar is de afgelopen vijf jaar gestegen van 75% naar 79%. Het aantal fte van medewerkers tussen 55 en 65 jaar is sterk afgenomen. Tegelijk neemt het aantal medewerkers tussen 35 en 45 jaar sterk toe, vermoedelijk door het aantal zijinstromers in beroep en vanuit de deeltijdopleiding. Dat ook het aantal medewerkers boven de 65 jaar stijgt, is een gevolg van de verhoging van de pensioenleeftijd.
Routes naar het leraarschap
Het aantal leraren dat een voltijdsopleiding aan de lerarenopleiding basisonderwijs (ook wel: pabo) volgt en deze met succes afrondt, is sinds 2020 ongeveer gelijk: de meeste studenten volgen deze opleiding direct na de middelbare school. Naast de voltijdsopleiding volgt ruim een kwart van alle pabostudenten een opleiding in deeltijd. Deze studenten zijn vaak wat ouder dan de voltijdstudenten en laten zich in een versneld traject omscholen tot leraar. Uit cijfers van de Vereniging Hogescholen (VH) blijkt dat onder deze groep de uitval hoog is: circa 30% van de deeltijdstudenten maakt de driejarige deeltijdopleiding niet af.
In de voltijdsopleiding rondt vijf op de zes pabostudenten de studie met succes af, om daarna in te stromen in het po. De redenen voor uitval lopen uiteen en zijn niet eenvoudig samen te vatten. Het is belangrijk dat pabo’s aandacht hebben voor de (aanvullende) behoefte van deeltijdstudenten in dit verkorte traject. Vanaf 2020 kende de lerarenopleidingen door extra aanmeldingen in de coronaperiode een piek: bij sommige pabo’s was er een stijging van 30%. Lerarenopleidingen schrijven de verhoogde instroom in de voltijdsopleiding toe aan meer studenten vanuit het vwo en mbo; onder de (vaak oudere) deeltijdstudenten zitten volgens de pabo’s meer studenten door werkloosheid door de coronapandemie.
Naast de reguliere routes naar het leraarschap, zijn er steeds meer zijinstromers in het beroep. Als zijinstromer start je direct voor de klas en werk je in twee jaar tijd toe naar een vaste baan als bevoegd leerkracht. Het aantal zijinstromers is fors toegenomen in de laatste jaren, met bijna duizend zijinstromers in 2023, met name in de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Ook in deze steden komt de aanwas van nieuwe leraren niet tegemoet aan de toenemende vraag. In 2023 waren er 908 zijinstromers in het po, een stijging van ruim 12% ten opzichte van de 799 zijinstromers het jaar ervoor.
Tekort aan personeel onverminderd hoog
Het primair onderwijs kampt met een structureel tekort aan personeel, met circa 9700 fte aan leraren en 1300 fte aan schoolleiders. Dit tekort blijft bestaan, ongeacht de economische situatie: zowel bij laag- als hoogconjunctuur blijft er een gebrek aan voldoende leraren. Dit komt door langdurige factoren zoals vergrijzing, uitstroom en te weinig nieuwe instroom, waardoor gerichte investeringen en maatregelen nodig zijn om dit probleem op te lossen.
Jaarlijkse tekortmeting
Centerdata meet jaarlijks de tekorten aan leraren en schoolleiders in het primair onderwijs. Uit de meting van oktober 2023 blijkt dat bijna 1 op de 10 vacatures (9,7% van de werkgelegenheid) niet kan worden ingevuld. Omgerekend komt dit overeen met circa tienduizend fte aan leraren. Dit tekort omvat zowel openstaande vacatures als ‘verborgen tekorten’. Denk daarbij aan onbevoegde medewerkers die lesgevende taken op zich nemen of groepen leerlingen die worden samengevoegd. Het tekort aan schoolleiders bedraagt volgens de berekening van Centerdata 13,8%. Dit komt overeen met ongeveer 1.300 fte.
Het tekort aan leraren en schoolleiders is vooral groot in de Randstad, met name binnen de G5-gemeenten: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere. Het tekort in Almere of Amsterdam is twee, soms bijna drie keer zo hoog als in steden in het Oosten van Nederland. Bovendien zijn er hogere tekorten gemeten bij scholen met een hoog schoolgewicht (complexe leerlingenpopulatie) ten opzichte van scholen met een laag schoolgewicht.
Personeelstekort en de ontwikkeling van de arbeidsmarkt
Het personeelstekort hangt af van de structurele vraag naar personeel, het aantal mensen dat werkzaam is in het primair onderwijs en van hun betrekkingsomvang. Uit onderzoek van Centerdata blijkt de gemiddelde betrekkingsomvang voor leraren in 2005 nog duidelijk boven de 0,7 lag. Uit een recentere rapportage blijkt dat het in 2022 onder de 0,7 kwam te liggen. Hoewel de betrekkingsomvang van mannen gemiddeld nog altijd hoger ligt dan die van vrouwen, valt op dat dit verschil in de loop der jaren kleiner is geworden. Niet doordat vrouwen meer zijn gaan werken (al is er bij vrouwen in het ondersteunend personeel een groei van de betrekkingsomvang in de periode 2017-2020), maar doordat mannen vaker kleinere contracten hebben.
In het onderwijs kiezen steeds meer mensen voor een kleinere aanstelling. Daarnaast ziet het primair onderwijs een hoge en toenemende uitstroom van ouder personeel. Uit een gezamenlijke analyse van de PO-Raad en het Vervangingsfonds/Participatiefonds (VfPf) blijkt dat in 2023 bijna 2.000 personen tussen de 55 en 67 jaar vroegtijdig uit het primair onderwijs vetrokken. Er ligt potentie in het langer vasthouden van personeel als onderdeel van de aanpak lerarentekort. Twee rekenvoorbeelden:
Als 15% van de vroegtijdige vertrekkers ouder dan 55 jaar doorwerkt tot hun 65e levensjaar met een gemiddelde werktijdfactor van 0,4, speelt dat effectief op jaarbasis 200 fte vrij.
Als 30% van de uitgestroomde leraren ouder dan 55 doorwerkt tot hun 67e levensjaar met een gemiddelde werktijdfactor van 0,6 fte, levert dat ruim 900 fte op jaarbasis op.
Goed werkgeverschap en strategisch personeelsbeleid
Leraren vinden hun werk zinvol, interessant en zijn over het algemeen tevreden over hun werkomgeving. We willen leerkrachten behouden met onder meer een blijvend aantrekkelijke werkomgeving, passende arbeidsvoorwaarden en een goede en eerlijke beloning. Ook zorgen we voor goede begeleiding van starters.
Tevreden medewerkers in het primair onderwijs
Uit een onderzoek van DUO Onderwijsonderzoek & Advies blijkt dat medewerkers in het primair onderwijs zeer tevreden zijn met hun werk. In de periode 2021-2023 gaven ze hun baan een gemiddeld rapportcijfer van 8,4. Medewerkers zijn vooral positief over thema’s als sfeer (8,5), samenwerking (8,2) en de kwaliteit van het onderwijs (8,0). De tevredenheid over de werkdruk is eveneens gestegen van 5,8 naar 6,6, al blijft werkdruk een aandachtspunt, met 15% van de medewerkers die de werkdruk nog steeds als niet acceptabel ervaart. Ook de schoolcultuur scoort hoog, met cijfers als 8,1 voor een duidelijke toekomstvisie, 8,0 voor de centrale positie van leerlingen en 7,7 voor een open cultuur.
Positieve ontwikkeling in behoud van startende leraren
Uit de Loopbaanmonitor 2023 blijkt dat 84% van de pabo-afgestudeerden uit 2017 na vijf jaar werkzaam is in het onderwijs. Dit is een verbetering ten opzichte van eerdere cohorten. Voor het cohort van 2012 was vijf jaar na afstuderen 64% van de afgestudeerden nog in het onderwijs werkzaam, terwijl dit voor het cohort van 2017 is gestegen naar 77%. Deze toename komt mede doordat meer leraren direct na hun opleiding in het onderwijs gaan werken en daar ook blijven.
De uitval van startende leraren is hiermee minder hoog dan werd gedacht. Begeleiding speelt een belangrijke rol: 90% van de startende leraren in het primair en voortgezet onderwijs ontvangt begeleiding op de werkplek, wat bijdraagt aan hun tevredenheid. Uit de Loopbaanmonitor blijkt dat hoe intensiever de begeleiding, hoe hoger de tevredenheid. Startende leraren waarderen de inhoud van hun werk gemiddeld met een 7,9 en hun tevredenheid over de organisatie en het werk in het onderwijs krijgen een score van 7,7.
Arbeidsvoorwaarden en beloning in het primair onderwijs
Onderwijsprofessionals in het primair onderwijs vallen onder de cao po. De meeste (startende) leraren worden ingeschaald in schaal ‘LB’. Een leerkracht met twaalf jaar ervaring in deze schaal verdient bij een fulltime aanstelling €5.277,- bruto per maand (per 1 oktober 2024). Op jaarbasis, inclusief vakantiegeld, eindejaarsuitkering en eventuele toelagen, komt dit neer op ongeveer €75.000,-
De meeste schoolleiders zijn, afhankelijk van de zwaarte van de functie, ingeschaald in schaal D12. Het maximumbedrag in die schaal bedraagt €6.992,- bruto per maand. Inclusief vakantiegeld, eindejaarsuitkering en algemeen geldende toeslagen is dat op jaarbasis ruim €101.000,-.
Hoewel beloning belangrijk blijft, is de werkdruk voor veel onderwijsprofessionals een steeds grotere uitdaging geworden. Het verlagen van werkdruk verdient daarom onze aandacht om werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken.
Op de website van de PO-Raad staat actuele informatie ten aanzien van de cao.
Binding via vaste contracten
Ruim acht op de tien onderwijsprofessionals (85,3% in fte) in het primair onderwijs heeft een vaste aanstelling. We onderscheiden in het benoemen van vaste aanstellingen verschillende functiecategorieën.
- Het aandeel vaste aanstellingen voor leraren in het po is de afgelopen jaren constant gebleven op circa 89% (in fte).
- Het aandeel vaste aanstellingen onder indirect onderwijsondersteunend personeel (OOP) is afgenomen van 87,6% in 2019 naar 85,9% in 2023. Dit komt onder meer door de toename van OOP, dat mede dankzij de werkdrukmiddelen (2018) en NPO-middelen (2021) aangenomen kon worden.Als de financiering van middelen niet structureel gegarandeerd is, kunnen scholen hen vaak geen vaste aanstelling bieden.
- De minste vaste aanstellingen zijn te vinden onder direct onderwijsondersteunend personeel (72,8% in fte): dit schommelde de laatste jaren en is sinds 2022 licht gestegen met 2,9 procentpunt (in fte).
- Onder de categorie bestuur, directie en management is het aandeel vaste aanstellingen het hoogst met 90,8% (in fte).
Een tijdelijk contract wordt daarnaast door schoolorganisaties vaak aan startende professionals aangeboden. Bij goed functioneren wordt dit contract veelal na een jaar omgezet in een dienstverband met onbepaalde tijd (een ‘vast contract’). Deze groep ‘tijdelijk met uitzicht op vast’ is onder andere gegroeid door relatief grote aantallen pensionering van oudere werknemers en de toename van jonger personeel en zijinstromers.
Diversiteit en flexibiliteit in het opleiden van leraren
In het primair onderwijs is er een groeiende behoefte aan diversiteit onder het personeel om beter aan te sluiten bij de uiteenlopende behoeften van leerlingen. De PO-Raad ziet diversiteit in het team als een belangrijke factor voor het voorbereiden van leerlingen op de diverse samenleving. Een divers team biedt leerlingen herkenning, alternatieve rolmodellen en versterkt de band met ouders.
Naast de behoefte aan diversiteit onder het personeel, is er ook sprake van uiteenlopende onderwijsbehoeften van leerlingen waar het personeel op moet kunnen inspelen. Er liggen nog volop kansen om lerarenopleidingen beter af te stemmen op de realiteit van het onderwijs, inclusief specifieke aandacht voor gespecialiseerd onderwijs en ondersteuning voor nieuwkomers.
Samen sterker in de regio
In Onderwijsregio’s werken schoolorganisaties, scholen, opleiders en onderwijsprofessionals samen aan het beste onderwijs. Ze dragen bij aan het realiseren van voldoende leraren, schoolleiders en onderwijsondersteunend personeel die met plezier werken in het onderwijs en hun vak bijhouden. In 2024 zijn er 29 ‘Voorloperregio’s’ gestart. Ongeveer de helft van de schoolorganisaties in het primair onderwijs neemt deel aan een of meer van deze regio’s. Zij vertegenwoordigen zo’n vier op de tien vestigingen en leerlingen uit het po.
Balans tussen primair proces en overhead: een genuanceerd inzicht
In het primair onderwijs wordt overhead gedefinieerd op basis van het aantal fte in indirect ondersteunende en managementfuncties. Hoewel deze functies buiten het primaire proces van lesgeven vallen, zijn ze van groot belang voor het dagelijks verloop van het onderwijs.
Het totale overheadpercentage, berekend als de categorieën ‘bestuur, directie en management’ en ‘indirect onderwijsondersteunend personeel’ ligt rond de 10%.
De meeste functies die onder overhead vallen, zijn op school. Bijna de helft van de overhead zijn schoolleiders en bijna een derde is overige ondersteuning binnen de scholen, bijvoorbeeld de conciërge. Samen is dit gemiddeld 1,5 fte per school. Minder dan een vijfde van de overhead is bovenschoolse overhead: dit zijn bijvoorbeeld collega’s op de salarisadministratie of kwaliteitszorgmedewerkers die vaak met meerdere scholen van de schoolorganisatie worden gedeeld. Per school gaat dit om gemiddeld 0,3 fte.
Het aandeel van schoolleiders is licht gedaald, terwijl het aandeel van overige ondersteunende functies op de scholen is gestegen. De bovenschoolse overhead is relatief stabiel gebleven.
Kritisch kijken naar het percentage overhead is goed, maar ook ondersteunende functies zijn van waarde in het onderwijs. Niet alleen indirect, doordat de salarissen moeten worden betaald en de leerlingenadministratie moet worden gedaan, maar ook direct. Schoolleiders nemen soms ook onderwijstaken op zich. Of het administratief personeel helpt bij de organisatie en planning van activiteiten met leerlingen, waardoor leraren meer tijd hebben om zich te richten op het lesgeven. Deze taken dragen ook bij aan de kwaliteit en efficiëntie van het onderwijs.
De PO-Raad en VO-raad hebben een benchmark overhead ontwikkeld die eind 2024 op www.schoolbesturenopdekaart.nl in te zien is. Deze benchmark is vooralsnog alleen beschikbaar voor leden. Hiermee kunnen zij intern het gesprek over de omvang en de kwaliteit van de overhead voeren, ondersteund door data. Samen met de schoolbesturen en OCW wordt de benchmark de komende jaren verder ontwikkeld, waarbij ook gewerkt moet worden aan het verbeteren van de kwaliteit van data en het waarborgen van structurele gegevenslevering.
Leerlingen en onderwijs
Hoe speelt het primair onderwijs in op de behoeften van leerlingen en hun ontwikkeling.
Schoolorganisaties
Wat zijn de trends, ontwikkelingen en professionalisering in de schoolorganisaties.
Bedrijfsvoering
Wat is de status van o.a de schoolgebouwen en de financiën in het primair onderwijs